
Jurisprudentie
BG6194
Datum uitspraak2008-11-19
Datum gepubliceerd2008-12-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6234 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6234 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Geen reden om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de juistheid van het van de conclusies ervan. Geen medische gegevens in geding gebracht waaruit blijkt dat de vastgestelde belastbaarheid onjuist is.
Uitspraak
07/6234 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [Woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 september 2007, 06/8878 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. Y. Tamer, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2008. Appellant is verschenen bij mr. A. Kotan. Verweerder heeft zich – met bericht van verhindering – niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 2 februari 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 31 maart 2006 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
2. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 26 september 2006, hierna: het bestreden besluit, heeft het Uwv het bezwaar gegrond verklaard en besloten de WAO-uitkering eerst met ingang van 1 oktober 2006 te herzien naar een mate van arbeidsongeschikt van 15 tot 25%.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven en het beroep van appellant ongegrond verklaard.
4. Namens appellant is in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en er wel degelijk aanknopingspunten zijn dat het medisch oordeel van de verzekeringsarts onjuist is, aangezien de verzekeringsartsen geen internisten zijn en dus geen oordeel kunnen geven over de klachten van appellant zonder overleg hierover met een internist.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. De Raad ziet evenals de rechtbank geen redenen te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek van het Uwv en de juistheid van de conclusies ervan, waarop het bestreden besluit is gebaseerd. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de vaststelling van de bij appellant bestaande medische beperkingen en zijn belastbaarheid voor arbeid ten tijde in geding. De Raad wijst er in dit verband op dat appellant noch in beroep noch in hoger beroep medische gegevens in geding heeft gebracht waaruit volgt dat de voor hem vastgestelde belastbaarheid onjuist is. De bezwaarverzekeringsarts beschikte over informatie van de behandelend internist van 26 juni 2006 en heeft deze meegewogen in haar rapportage van 30 juni 2006. Het beoordelen van medische informatie van de behandelend specialist(en) tegen de achtergrond van medische beperkingen ten aanzien van arbeid behoort tot de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts. De Raad heeft geen aanknopingspunten voor de veronderstelling dat de beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts onjuist is geweest.
5.3. Wat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit betreft, ziet de Raad, evenals de rechtbank en op de door haar in de aangevallen uitspraak genoemde gronden, geen aanleiding om aan te nemen dat appellant de hem voorgehouden functies niet zou kunnen verrichten.
6. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
7. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.M. van de Kerkhof. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, uitgesproken in het openbaar op
19 november 2008.
(get.) C.P.M. van de Kerkhof.
(get.) M.D.F. de Moor.
JL